Het is 2022. Het begin van een nieuw jaar. Een nieuw jaar wordt vaak traditiegetrouw begonnen met goede voornemens. Dingen die we willen bereiken het komende jaar. Dingen die we graag anders willen zien. Je hebt vast ook verwachtingen. Hoop je ergens op. Of ben je misschien angstig voor een nieuw jaar. Een nieuw jaar met intentie beginnen is mooi. Maar het kan ook veranderen in ‘moeten’. We willen vaak zoveel. Hoe je het nieuwe jaar ook in gaat, ik denk dat we allemaal in rust het nieuwe jaar in willen. Waar kunnen we het jaar dan beter beginnen dan bij onze Hemelse Vader? In plaats van vooruit te kijken, kijken we naar Hem.
Jezus sprak eens tot een groep mensen, die ook van alles moesten. Zij leefden met de wet. Ze moesten zich aan allerlei regels en voorschriften houden, wat eigenlijk nooit volledig haalbaar was. De Joodse leiders in die tijd waren streng en zij wezen de mensen er dan ook vaak op dat zij niet voldeden aan het naleven van de wet. Zij vertelden vaak en graag wat er allemaal moest gebeuren. Je begrijpt, de mensen van toen ervoeren weinig rust; ze schoten altijd tekort. En dan spreekt Jezus: “Kom naar Mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal Ik jullie rust geven” – Mattheüs 11:28.
Waar de wereld de nadruk legde op het naleven van de wet, het moeten, legde Jezus juist de nadruk op vrijheid, op rust. En als ik eerlijk ben, denk ik dat we dat vandaag de dag heel goed herkennen. Hoe vaak voelen we geen druk om iets, of heel veel, te moeten? We voelen ons vaak geroepen om te presteren, om iets te bereiken, om mee te gaan in de race van het leven of misschien wel heel iets anders. Al dit moeten, ontneemt ons rust. Maar dan komt Jezus en Hij zegt, ook tegen ons,‘Kom naar Mij, dan zal Ik rust geven.’
Een nieuw jaar begint traditiegetrouw ook met de beste wensen. En voor dit nieuwe jaar wens ik jou rust en vrede.
“Moge God, die ons hoop geeft, u in het geloof geheel en al vervullen met vreugde en vrede, zodat uw hoop overvloedig zal zijn door de kracht van de heilige Geest” – Romeinen 15:13.
